in de Tussenbalans van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging [2023_1109]
Verwachting
In de nieuwe KNMI’23-scenario’s bedraagt de zeespiegelstijging voor de Nederlandse kust tot 2100 waarschijnlijk maximaal 1,2 meter. Na 2100 gaat het tempo van de zeespiegelstijging steeds meer afhangen van de mate van opwarming en het al dan niet instabiel worden van delen van de Antarctische ijskap. Het KNMI heeft ook analyses meegenomen voor situaties met een kleine kans van optreden, maar met grote gevolgen. In deze analyses zijn processen meegenomen die nog niet in de standaardmodellen zitten, met name processen waardoor de Antarctische ijskap sneller kan gaan afsmelten. Hieruit blijkt dat als de ijskap van Antarctica instabieler is dan in de standaardmodellen is opgenomen, voor de Nederlandse kust een zeespiegelstijging van 2,5 meter in 2100 en 17,5 meter in 2300 niet uitgesloten is (kleine kans, grote gevolgen).
Wat de Tussenbalans zegt over de oplossingsrichting Zeewaarts:
Zeewaarts: zeewaarts uitbouwen van de huidige kustlijn. Het kan hierbij gaan om verbreding van de
bestaande kustlijn om deze robuuster te maken tegen toenemende erosie als gevolg van
zeespiegelstijging. Een andere variant is de aanleg van een nieuwe gesloten kustlijn op enkele kilometers voor de bestaande kust, om zo een zeewaartse berging voor overtollig rivierwater te creëren. Hiermee kan de pompcapaciteit die bij ‘Beschermen gesloten’ nodig is, verminderd worden. Het nieuwe (brakke) kustmeer kan ook de verzilting van de kuststrook verminderen.
Zeewaarts Tijdelijke berging van rivierwater vermindert de benodigde pompcapaciteit bij hoge rivierafvoeren. Het huidige bergingsgebied van het noordelijke deltabekken omvat ongeveer 450 km2 (*26). Het toevoegen van de Grevelingen en Oosterschelde betekent dat het bergingsgebied groeit tot in totaal 1000 km2 . De benodigde pompcapaciteit kan nog verder verminderd worden door de aanleg van een bergingsgebied zeewaarts van de riviermonding van Rijn en Maas in de Noordzee. Het peil daarvan kan gereguleerd worden met pompcomplexen in de nieuwe, zeewaarts gelegen kustlijn. Tijdens de gebiedsbijeenkomsten is uitgegaan van een langgerekt kustmeer tussen Walcheren en Den Helder, waarbij de kustlijn 5 tot 20 km uit de bestaande kust komt te liggen. Een vergelijkbare maatregel kan overwogen worden in het westelijk deel van de Waddenzee. Als door versnelde zeespiegelstijging de ecologisch waardevolle intergetijdengebieden geleidelijk verdwijnen, kan de kustlijn tussen Den Helder, Texel, Vlieland en Terschelling gesloten worden en met Friesland worden verbonden. Zo ontstaat een brak Waddenmeer, waarvan het peil beheerst kan worden met pompen. Overtollig water kan vanuit het IJsselmeer vrij afstromen naar de Waddenzee (onder vrij verval) en er is minder pompcapaciteit nodig op de Afsluitdijk.
Bevindingen uit gebiedsbijeenkomsten:
- De bestaande kustplaatsen liggen niet meer aan zee, maar aan een kustmeer. Dat beïnvloedt de beleving van de kust
- Het kustmeer is gevuld met rivierwater. Het is weliswaar brak door ondergrondse kwel en het
schutten van scheepvaart, maar heeft een lager zoutgehalte en een lagere waterstand dan de Noordzee. Daardoor kan het de verzilting van grond- en oppervlaktewater in laag Nederland verminderen. - Voor het behoud van de bereikbaarheid van de zeehavens voor zeescheepvaart zijn nieuwe sluiscomplexen nodig.
- Bij IJmuiden kan overtollig water langer gespuid worden.
- Nader onderzoek is nodig naar de toekomstige waterkwaliteit en ecologische effecten, en naar de optimale ligging, het ontwerp en de benodigde materialen voor de aanleg en het onderhoud van de
nieuwe kustlijn.
*26 Haasnoot, M. en F. Diermanse (ed.) (2022). Analyse van bouwstenen en adaptatiepaden voor aanpassen aan zeespiegelstijging in Nederland. Deltares rapport 11208062-005-BGS-001.
Figuur 20 Belangrijke systeemkeuzes met regio-overstijgende consequenties