Credit Wil Borm
Het principe van natuurlijke aanslibbing spreekt velen aan. De dijken doorsteken en polders laten opslibben is een constructief streven. Dit is echter niet algemeen toepasbaar en het is evenmin echte noodzaak vanwege de lage ligging van de Zeeuwse polders. Het enige water waarlangs men met wisselpolders zou kunnen werken, vanwege de aanwezigheid van voldoende getij, is de Westerschelde. De aangroei van Nederland duurde vele millennia. Het gebied waar nu de Westerschelde ligt was begin van de jaartelling grotendeels bewoonbaar land.
De mens veroorzaakte er in enkele eeuwen tijd een aanzienlijke bodemdaling door ontwatering, de winning van veen en erosie als gevolg van militaire inundaties. Dit alles ging gepaard met het verdrinken van honderden dorpen, verlies van land en voortgaande verzilting.

Verdronken dorpen in Zeeland (in de gehele Zuidwestelijke Delta ruim het dubbele) – Bron: Wikipedia
Het duurde meerdere eeuwen voor opkomende platen stapsgewijs konden worden omdijkt als Zeeuwse eilandpolders. De binnengedrongen zee bleef een constante dreiging totdat de Deltawerken hieraan een einde maakten met kustlijnverkorting. De meeste gaten zijn nu gesloten of afsluitbaar. Alleen de Westerschelde heeft nog geen waterkering.
Zeespiegelstijging
Open zeegaten zijn allesbehalve klimaatbestendig. Ze vergen eindeloze kilometers extra zeedijk in onderhoud, met over dezelfde lengtes kans op zwakke plekken en verzilting. Bij zeespiegelstijging wordt dit risico groter. Met het baggeren voor zeeschepen en met ontpoldering houden we het ontstane zeegat in stand en breiden we de Westerschelde nog verder uit.
Aan het einde van deze eeuw mogen we een zeespiegelstijging van zo’n meter verwachten en deze zal vervolgens in snelheid toenemen. We hebben bij ‘groeiland door wisselpolders’ te maken met een veel te korte tijdslimiet. De beperkte snelheid van aanslibbing maakt het bij voorbaat een verloren race, zeker als het principe van ‘polder na polder’ wordt gehanteerd.
Wisselpolders zijn discutabel gezien de ernstige watervervuiling, het buitensporig lang gronden onttrekken aan de landbouw en de periode van opslibbing in relatie tot de te verwachtte zeespiegelstijging. Ze vergroten de verzilting en verhogen het overstromingsrisico. De veel te ruime Westerschelde wordt met wisselpolders nog eens extra vergroot. Daarmee versterkt de in- en uitstroom van het getijde.
Opslibbing zal vooral plaatsvinden aan de achterzijde en de flanken van een wisselpolder, terwijl bij de in- en uitstroom zich juist een uitschurende werking voltrekt. De gevolgen op het meergeulenstelsel en de verwachting van een hoger oplopend getij door ingrepen in de diepgang zijn niet onderzocht. Eenvoudiger en effectiever kan men, het slib dat neerslaat op ongewenste locaties en toch al wordt opgebaggerd, gericht transporteren naar op te hogen locaties. Er is veel ondiep voorland. Een dijk of drempel op het voorland van een dijk is effectiever voor de waterveiligheid en de zoetwatervoorziening van het achterland. De bestaande dijkinfrastructuur blijft daarbij onder alle omstandigheden behouden met winst voor de natuur.
Geloofwaardigheid
Wat zijn de risico’s van wisselpolders voor de stad Antwerpen, het Scheldebekken en de kerncentrale bij Doel? De huidige natuurbescherming zit vol tegenstrijdigheden. Voor Saeftinghe worden nog altijd geen stappen ondernomen om dit ooit onder water gezette polderland te bedijken. Ook geheel tegengesteld is recent in de Hedwige goede landbouwgrond afgegraven. Deze polder slibt vervolgens met verontreinigd sediment op. Hoe geloofwaardig is dan nu het concept van wisselpolders? Nederland heeft in 2009 bij het FAO congres de resolutie ondertekend en geratificeerd, dat goede landbouwgrond geen onomkeerbare bestemming mag krijgen, maar is dit na een halve eeuw nog gegarandeerd?
Ontpolderingen voor natuurcompensatie rond de Westerschelde pakken doorgaans verkeerd uit en zijn weinig toekomstgericht. De problemen die zich maatschappelijk en uitvoerend kunnen voordoen worden onderschat en andersom worden de effectiviteit, de duurzaamheid en de bijdragen aan de natuur overschat. Hoogstens kan het in een korte periode door natuurorganisaties gewenste natuur opleveren. Het zelfondermijnend gedrag verzwakt het dijkenstelsel, vergroot de primaire kustlijn, verhoogt de zoutdruk en doet afbreuk aan de waterveiligheid. Dit destructieve beleid dreigt zich voort te zetten met het streven naar wisselpolders. Het lijkt eerder op het streven naar meer oppervlakte dan op belangenbehartiging van mens en natuur.

Een realistisch wensbeeld? Wisselpolders met op de voorgrond de Kruispolder, Bron: PZC
Het spijt ons voor die mariene biologen die zoute binnenwateren verheerlijken, maar we kunnen het niet mooier maken dan het is. Behoud van zoute wateren binnen onze natuurlijke kustlijn is nu eenmaal niet klimaatbestendig. Het toekomstperspectief en de definitieve oplossing voor de Westerschelde blijft een dam in de monding. Een dam met schut- en spuisluizen. Met afwikkeling van de schepen aan de zeezijde zoals bij Rotterdam heeft dit economische voordelen, waarbij de haven van Antwerpen behouden en concurrerend kan blijven. Wat natuur betreft kunnen zoete Zeeuwse wateren een kraamkamer worden voor trek- en zoetwatervissen en zal de biodiversiteit aanzienlijk toenemen. Daarbij komen er zeewaarts kansen voor estuaria. Een win-winsituatie voor mens en natuur. Alles wat we nu doen dient immers in het licht te staan van de langere termijn.
Wil Borm is verbonden aan Adviesgroep Borm & Huijgens – integraal waterbeheer februari 2025